– Als de overledene getrouwd was en kinderen had, erft de echtgenoot het vruchtgebruik van de nalatenschap. Hij of zij erft dus het vruchtgebruik van de gezinswoning en de inboedel. Zijn kinderen erven de blote eigendom.

– Als er geen kinderen of erfgenamen tot en met de derde graad zijn (ouders, broers en zussen, ooms en tantes of neven en nichten) en de gezinswoning maakt deel uit van de gemeenschappelijke boedel (omdat ze samen werd gekocht), erft de echtgenoot de volle eigendom van de woning. Hetzelfde geldt als de woning in gemeenschappelijk bezit was van de echtgenoten (in het geval van een huwelijk met scheiding van goederen).

– In het geval van wettelijk samenwonen erft de langstlevende partner ook het vruchtgebruik van het aandeel in de gezinswoning en de inboedel.

– In het geval van feitelijk samenwonenden is er niets wettelijk vastgelegd; de partner van de overledene erft niets en heeft geen erfrechten. Tenzij er bijvoorbeeld een testamentaire bepaling is die het tegendeel bepaalt.